Cito Spaans Flashcards


Set Details Share
created 8 months ago by charly
1 view
updated 8 months ago by charly
show moreless
Page to share:
Embed this setcancel
COPY
code changes based on your size selection
Size:
X
Show:

1

zo

así

2

bijvoorbeeld

por ejemplo

3

en ook, wat er bij komt kijken

incluso

4

nog niet

todavía/aún no

5

ondaknds dat

a pesar de

6

niettegenstaande/ ondanks

pese

7

in plaats van

en vez de

8

echter

sin embargo, no obstante

9

integendeel

por el contrario, al contrario

10

daarentegen

en cambio

11

terwijl

mientras (que)

12

in werkelijkheid

en realidad

13

maar juist

sino

14

maar

pero

15

aan de andere kanT

por otro lado

16

zeker

es cierto

17

ook al, hoewel

aunque

18

sindsdien, sinds die tijd

desde entonces

19

opeens

repente

20

ooit

alguna vez

21

dan, dus

entonces

22

tegelijkertijd

al mismo tiempo

23

zodra

en cuanto

24

toen ik (... was)

cuando (tenía ...)

25

... geleden

hace ....

26

vroeger

antes

27

nog steeds

aún

28

sinds

desde

29

tegenwoordig, vandaag de dag

hoy en día

30

als eerste

primero

31

nu

ahora

32

entonces

dan, dus

33

dankzij

gracias a

34

het is omdat

es que

35

aangezien

visto/ya que

36

omdat

porque

37

waarom

por qué

38

daarom

por eso

39

het doel

el objectivo

40

zodat

para que

41

de bedoeling

la intención

42

teneinde, opdat

a fin de (que)

43

dus (3x)

por lo tanto, así que, o sea

44

inderdaad

efectivamente

45

tenslotte

a fin de cuentas

46

dat wil zeggen

es decir

47

met andere woordenn

en otras palabras

48

het blijkt dat

resulta que

49

dat is

esto es

50

waarme/waardoor

con/por lo cual

51

samenvattend

en resumen/resumiendo

52

uitendelijk

al fin y al cabo

53

ook

también

54

ook niet

tampoco

55

en

y

56

op dezelfde manier, gelijk

igualmente

57

bovendien

además

58

behalve (dit)

además de (esto)

59

vooral

sobre toto

60

net zoals

así como

61

eerst, ... daarna

primero ..., y después

62

noch ... noch

no... ni...

63

ten eerste, ten tweede

primero, segundo

64

anderzijds

por el otro lado

65

enerzijds

por un lado

66

sommige ... andere

alguno ... otro

67

en dan nog iets, afgezien hiervan

aparte de esto

68

zelf niet/niet eens

ni siquiera

69

de een ... de ander

el uno ... el otro