leren v&f Flashcards


Set Details Share
created 8 months ago by Tomwatanders
2 views
updated 8 months ago by Tomwatanders
show moreless
Page to share:
Embed this setcancel
COPY
code changes based on your size selection
Size:
X
Show:

1

spijsverteringsstelsel

tractus digestivus

2

tractus

circulators

3

borstholte

cavitas thoracis

4

buikholte

cavitas abdominis

5

wat vormt een glijvlak?

serieuze vliezen

6

welke soorten gewrichten (junctura) bestaan er?

  1. bindweefselgewricht: junctura fibrosa -> er zit een bindweefselverbinding tussen 2 botten bijv. sutura met naadverbindingen of syndesmose met ligamenteuze verbindingen
  2. junctura cartilaginea: kraakbeenverbinding tussen 2 botten zoals discus intervertebralis
  3. junctura synovialis: ruimte tussen borstukken en synovia is aanwezig. Deze gewrichten worden ook articulatio genoemd. Bijv. kniegewricht en schoudergewricht

7

wat heeft een synoviaalgewricht

  • kop
  • kom
  • hyaline kraakbeen om kop en kom
  • gewrichtskapsel met aan binnenkant membrana synovialis en aan buitenkant membrana fibrosa
  • gewrichtsspleet: cavum articulare
  • capsulaire ligamenten

8

gewrichten schoudergordel

  1. art. sternoclavicularis: clavicula en sternum
  2. art. acromioclavicularis : acrimion (uitsteeksel scapula) en clavicula
  3. art. humeri/art. glenohumeralis: humerus en scapula

9

schoudergordel heeft drie gewrichten wat voor soort gewrichten zijn dit?

1. art. sternoclavicularis: functioneel kogelgewricht en heeft discus articulatis

2. art. acromioclavicularis: synoviaal platgewricht en matige beweeglijkheid door strakke ligamenten -> clavicula zal hierdoor altijd meebewegen wanneer scapula beweegt

3. art. glenohumeralis: anatomisch kogelgewricht met wijdt kapsel en een ondiepe kom

10

wat kan bijdragen aan stabiliteit van gewricht>

  1. spieren
  2. gewrichtskapsel
  3. ligamenten
  4. vorm van botten

11

waarom. is art. glenohumeralis zo instabiel

stabiliteit in schoudergewricht wordt enkel door spieren rond het schoudergewricht dit heet de: rotator cuff en bestaat uit 4 spieren:

  1. m. teres minor
  2. m. subscapularis
  3. m. infraspinatus
  4. m. supraspinatus

ondiepe kom van glenohumerale gewricht heet:

cavitas glenoidalis

12

wat is scapulohumerale ritme en waar ontstaat dit door

  • art. glenohumeralis kan maar tot 90 graden zijwaarts bewegen zonder hulp van art. sternoclavicularis
  • boven 90 graden obductie wordt dus gedaan door laterorotatie van het scapula en hierdoor draait clavicula passief om eigen as mee.

13

hoe wordt het gebruik van meerdere geneesmiddelen genoemd?

polyfarmacie

14

hoe nome je het als een spier meerdere gewrichten beïnvloed?

Bij een gewricht: monoarticulair

Bij 2 gewrichten: biarticulair

Bij meer dan 2 gewrichten: polyarticulair

15

hoe noemen we het als er meerdere ziektebeelden tegelijkertijd optreden ?

-comorbiditeit

16

noem verschilde systematische toedieningswegen geneesmiddelen

  1. parentaal = intraveneus, subcutaan en intramusculair
  2. enteraal = oraal of rectaal
  3. inhalatie
  4. sublinguaal (onder tong)
  5. transdermaal (via huid)

17

noem lokale toedieningswegen voor geneesmiddelen

  1. huid: vermaal
  2. ogen: intra-oculair
  3. neus: intra-nasaal
  4. longen: inhalatie
  5. gewricht: intra-articulair
  6. ruggenmerg: epiduraal/spinaal

18

systematische toedieningsvormen geneesmiddelen

  1. parentaal: injectievloeistof of infuusvloeistof
  2. enteraall: zetpil, tablet, capsule, klysma, drank en dragee (tablet met coating)
  3. inhalatie: inhalatiespray, aerosol, poeder en vernevelvloeistof
  4. sublinguaal: pil of spray
  5. transdermaal: pleister

19

lokale toedieningsvormen geneesmiddelen

  • spray
  • zetpill
  • druppel
  • vaginaal tablet
  • zalf
  • creme
  • aerosol

20

wat is farmacokinetiek en farmacodynamiek

farmacokinetiek = wat doet het lichaam met het geneesmiddel

farmacodynamiek = wat doet het geneesmiddel met het lichaam

21

welke processen bepalen concentratie van geneesmiddel in bloed?

  1. absorptie
  2. distributie
  3. metabolisme: vooral in lever
  4. eliminatie: vooral in nieren

22

waar ligt zwaartepunt mens?

-ter hoogte van tweede (van de vijf) sacrale wervels

-achter de heupen

-voor de knieën en enkels

23

hoe staat heupgewricht

-kop en kom staan lateraal gericht

-dus tussen hals van dijbeen (collum femur) en femur bestaat een hoek van 125

-ook hoek bij femur en tibia waardoor de tibia recht naar beneden loopt

-tibiofemurale hoek is 174 graden tenzij x of o benen.

24

bekkengordel bestaat uit welke botten?

  • 2 os coxae
  • os sacrum

25

os coxae is een bot maar is ontstaan uit 3 botten waar oorspronkelijke wat tussen zat. Welke botten waren dit en wat zat ertussen?

-kraakbeen

  1. os illum
  2. os ichi
  3. os pubis

-deze botten komen samen in het diepe heupgewricht: acetabulum

-bij puberteit verdwijnt kraakbeen door verbening en wordt het een bot: os coxae

26

welke gewrichten zitten in het bekken:

  1. symphysis pubica
  2. 2x sacro-illiaca gewricht (SI-gewricht)
  • Si-gewrichten zijn synoviale gewrichten maar niet beweeglijk

27

waarom zijn Si-gewrichten niet beweeglijk?

  1. gewrichtsoppervlakte os coxae is erg onregelmatig
  2. putjes en richeltjes van os illum passen precies in os sacrum
  3. gewrichten hebben een heel sterk kapsel
  4. gewrichten kunnen fibrotiseren, vooral bij ouderen en dan wordt het een juctura fibrosa

28

wat zit er in grote bekken en kleine bekken?

  • In grote bekken vooral de darmen
  • in kleine bekken zitten bekkenorganen (bijv. endeldarm en blaas en inwendige genitaliën

29

taken bekkenbodem

  1. steun geven aan de bekkenorganen en mogelijke verzakking hiervan voorkomen
  2. druk in b buikholte opvangen waneer deze wordt verhoogd
  • hiermee lijkt functie van bekkenbodem op die van diafragma

30

waarom is kniegewricht bijzonder?

  • het heeft 2 koppen en 2 kommen
  • koppen heten femurcondylen
  • kommen heten tibiacondylen ook wel tibiaplateau's genoemd
  • fibula speelt geen rol in kniegewricht

31

wat zijn de belangrijkste banden in het kniegewricht?

  • de collaterale banden
  • liggen aan laterale en mediale zijde van kniegewricht
  • mediaal van femur naar tibia: lig. collaterale tibiale
  • lateraal van femur naar fibula: lig collaterale fibulare
  • Banden liggen extracapsulair
  • zorgen ervoor dat knie geen adductie en obductie kan uitvoeren

32

waar liggen de kruisbanden van het kniegewricht?

  • liggen buiten niet in synovia en gewrichtsholte
  • lopen gekruist van femur naar tibiacondylen
  1. lig cruciatum anterius: voorste kruisband
  2. lig cruciatum posterieur
  • deze banden zorgen ervoor dat bij flexie en extensie de koppen van de femur niet van de tibiacondylen afrolt

33

wat doe je bij verdenking van een gescheurde kruisband?

  • onderbeen naar voren en naar achteren trekken: schuifadefenomeen
  1. Bij scheur van voorste kruisband kan onderbeen naar achteren bewegen
  2. Bij scheur aan achterste kruisband kan onderbeen naar voren bewegen.

34

hoe werkt slotrotatie?

  • zittend is er exorotatie van tibia op het femur
  • staand is er endorotatie van femur op tibia

35

belangrijke trekspier van de knie?

  • m. quadriceps
  • bestaat uit 4 onderdelen die van femur naar tibia lopen
  • een uitzondering is m. rectus femoris: van heup naar patella

36

functie patella

  • verandert trekrichting van kniepees
  • sort hiermee voor krachtmoment groter wordt.

37

hoe heten de kop en kom van enkelgewricht?

  • trochlea tali = de kop
  • tibia-fibula vork =. de kom

38

wat zit er aan de zijkant van tibia en fibula en waar is dit voor

  • knobbels die malleoli heten
  • dragen bij aan het vormen van enkelgewricht

39

waar zitten de spieren die plantairflexie en dorsaalflexie faciliteren?

  • spieren die plantairflexie faciliteren zijn sterker en lopen aan dorsale zijde van de beweginsas
  • spieren die dorsaalflexie faciliteren zijn relatief minder sterk en lopen ventraal van bewegingsas

40

functies wervelkolom

  1. deel van het lichaamsgewicht dragen
  2. bepaling van de lichaamshouding
  3. beweeglijkheid van de hals en de romp
  4. bescherming van het ruggenmerg

41

welke wervels zijn er

-7 cervicale wervels: C1-C7

-12 thoracale wervels: T1-T12

-5 lumbale wervels: L1-L5

-5 gefuseerde sacrale wervels:

-3/4 gefuseerde wervels van het os coccyx

42

krommingen wervelkolom

  • op cervicaal niveau kromming naar voren: cervicale lordose
  • op thoracaal niveau kromming naar achteren: thoracale kyfose
  • op lumbaal niveau is een kromming naar voren: lumbale lordose
  • op sacraal niveau is een kromming naar achteren: sacrale kymfose

43

wervels bestaan uit

-lichaam: corpus vertebrae

-wervelboog: arcus vertebrae

-gat tussen wervelboog en lichaam: foramen vertebrale

-meerdere foramen vertebrale vormen: canalis vertebralis

44

welke lange spieren beweegt de ruggengraat in z'n geheel?

aan welke kant van wervelkolom zijn de ligamenten kort en waar zijn ze lang?

  • m. erector spinae
  • lang aan de ventrale zijde en kort aan de dorsale zijde

45

waar bestaat een discus intervertebralis uit

  1. nucleus pulposus
  2. annulus fibrosus

46

functies face

  1. ondersteuning
  2. bescherming
  3. verbinding
  4. sensorische functie
  5. diepe fascie zorgt voor vormen compartimenten
  6. beweging

47

waar monden de vena cavae in uit?

waar ligt de oorsprong van de truncus pulmonalis en hoe heet deze in het Nederlands?

  • rechter atrium
  • in rechter ventrikel en heet longslagader

48

waar kan aorta in worden verdeeld

  1. aorta ascendens
  2. arcus aortae
  3. aorta descendens

49

wat ontspringt er uit de arcus aortae?

  • truncus brachio cephalicus
  • a. corotis sinistra
  • a. subclavia sinistra

50

wat zijn de drie ventrale vertakkingen van de aorta descendens in het abdomen?

  1. truncus coelliacus
  2. a. mesenteria superior
  3. a. mesenteria inferior

51

waar staat ADME voor?

  1. absorptie
  2. distributie
  3. metabolisme
  4. eliminatie

52

uit welke stappen bestaat het 6-step plan

  1. het probleem van de patiënt
  2. het doel van de behandeling
  3. de behandelingsmogelijkheden
  4. de geschikte behandeling gericht op de patiënt
  5. de definitieve behandeling en info voor de patiënt
  6. het plan voor de controle en vervolg

53

Wat zijn de verschillende doelen bij stap 2 van 6-step behandeling?

  1. causaal/curatief
  2. symptomatisch
  3. preventief
  4. substitutie
  5. palliatief

54

op welke receptor werkt acetylcholine?

op welke receptor werkt (no)adrenaline?

  1. muscarine receptoren
  2. bèta-2-adrenoreceptoren

55

in welke 2 ruimtes is de schedel te verdelen?

  1. neurocranium
  2. viscerocranium

56

wat zit er in het neurocranium?

  1. neurocranium calvaria (schedeldak)
  2. basis cranii (schedelbasis)

57

wat zit er in het viscerocranium?

  1. orbita (oogkas)
  2. cavitas nasi (neusholte)
  3. cavitas ori (mondholte)

58

hoe heet het kaakgewricht

hoe heet de bovenkaak? kop of kom?

hoe heet de onderkaak? kop of kom?

  • art. temporomandibularis
  • os temporale: kom
  • manidbiula: kop

59

2 belangrijkste kauwspieren

  1. m. temporalis
  2. m. masseter

60

welke drie holtes bevinden zich in de schedelbasis?

de 3 fossae cranii:

  1. anterior cranial fossa: hier zit lobus frontalis
  2. medial cranial fossa: hier zitten temporale kwabben
  3. posterior cranial fossa: het zit cerebellum
  • verschillende niveau's: voorste ligt het hoogst en achterste het laagst

61

hoe heet de ruimte boven het jukboog

  • fossa temporalis
  • schedel hier aan de laterale zijdes een beetje invallend
  • hier bevinden zich delen van de m. temporalis

62

hoe laag spiermassa tussen diepe en oppervlakkige fascies in de hals

  • platysma
  • bevindt zich in oppervlakkige fascie

63

hoe heet fascia onder platsyma en uit welke lagen bestaat dit?

  1. fascia cervicalis
  2. lamina superficialis: omringt geheel
  3. lamina pretachealis: omringt viscera en een paar spieren
  4. lamina prevertebralis: omringt wervels en spieren

64

hoe hete de ruimte naast de pharynx (keelholte)?

en wat bevat deze ruimte

  • spatium parapharyngeum
  • veel grote bloedvaten en zenuwen
  • onder andere a.corotis interna
  • ook v. jugularis interna

65

hoe heten de 2 ruimtes achter de pharynx

  1. spatium retropharyngeum (voorste van de 2)
  2. "danger space" (achterste van de 2) -> loopt door tot aan diafragma

66

wat zijn de mimische spieren

  • aangezichtsspieren rond mond oog en neus en zorgen voor expressie op gezicht
  • m. orbicularis oculi is kringspier rond het oog
  • m. orbicularis oris is de kringspier rond de mond
  • m. zygomaticus major is de lachspier

67

wat is de zevende hersenzenuw en waar loopt deze door en wat innerveert het?

  • n. facialis
  • door glandular parotidea (grote speekselklier)
  • vertakt en innerveert aangezichtsspieren

68

wat vervoert speeksel van de speekselklier naar waar?

  • ductus parotideus
  • vervoert speeksel van glandular parotidea naar mondholte
  • mondt uit ten hoogte van tweede kies boven en onder de tong

69

in welke 2 holtes is de mondholte te verdelen?

  1. cavitas oris propria
  2. vestibulum oris

70

de mens heeft 6 grote speekselklieren maar je hoeft er maar 3 te weten welke zijn dit?

  1. glandular parotidea
  2. glandula sublingualis
  3. glandula submandibularis

71

wat is de vijfde craniale zenuw en wat doet deze?

n.trigeminus

grootste sensibele zenuw van het gelaat

innerveert:

  1. huid
  2. hoornvlies
  3. neusbijholtes
  4. slijmvliezen

splitst in drieën

  1. n. opthalmicus
  2. n. maxillaris (bovenkaak)
  3. n. mandibularis (onderkaak)

72

hoe heet de voorste zenuw wortel en wat vindt je hier?

  • radix ventralis
  • hier ontspringen motorische zenuwen

73

hoe heet de achterste zenuw wortel en wat vindt je hier

  • radix dorsalis
  • hier lopen de sensorische zenuwen naartoe

74

hoe heet de ganglion in de radix dorsalis?

  • ganglion spinale
  • is sensibele ganglion

75

welke twee rami zijn er en waar gaan die heen?

  • ramus dorsalis: naar rug en dit is motorisch (rugspieren) en sensibel (huid)
  • ramus ventralis: naar buik en vormen plexus op 3 niveau's: cervicaal, lumbaal en sacraal dit geeft echter 4 plexi
  • plexus cervicalis: c1-C4 -> hals en diafragma
  • plexus brachial: C5-Th1 -> voorziet arm
  • plexus lumbalis: L1-L4 -> liesregio en been
  • plexus sacralis: L4-S4 -> bekken en been

76

er is geen ramus ventralis op thorax niveau hoe lopen de zenuwen hier en hoe worden ze genoemd?

  • behouden segmentaal verloop
  • zowel motorisch als sensibel
  • innerveren throrax en buikwand
  • worden nn. intercostales genoemd

77

welke 4 nn. cranialis horen bij parasympathische deel autonoom zenuw stelsel en schreeuwen wij naar onze autonoom in de supermarkt?

  1. III: n. oculomotorius
  2. VII: n. facialis
  3. IX: n. glossopharyngeus
  4. X: n. vagus

78

de 2 locaties van sympathische ganglia

  • paravetebraal: truncus sympathica ook wel de grensstreng
  • prevetebraal bij grote vaten: bijv. plexus coeliacus

79

oorsprong sympathische en parasympatische deel autonoom zenuwstelsel

  • sympathisch: thoracolumbaal (T1-L2)
  • parasympatisch: craniosacraal (hersenstam en S2-S4)

80

verschillende organisatie niveau's fysiologie

  1. orgaansysteem
  2. orgaan
  3. cel
  4. molecuul

81

voor hoeveel procent bestaat het lichaam uit water en hoe is dit verdeelt?

  • 60% -> 42L
  • 2/3 binnen de cel en 1/3 buiten de cel (ECV)
  • instituut bevat 80% ECV
  • bloedplasma bevat 20% ECV

82

verschillen ECV en ICV

  • ICV bevat veel kalium
  • ICV bevat veel relatief veel eiwitten
  • ICV bevat weinig glucose
  • ECV bevat veel natrium
  • ECV bevat veel chloride

83

wat zijn chromafiene cellen en waar liggen ze

  • ze liggen in het bijniermerg
  • geven bij signaal van preganglionische sympathische neuronen epinephrine af in de bloedbaan

84

welk hormoon produceert bijschildklieren

  • PTH
  • reguleert calcium huishouding

85

welk hormoon produceert pancreas?

insuline en glucagon

86

welk hormoon produceert bijniermerg?

catecholamines

87

wat geven ovaria en testes af

geslachtshormonen

88

wat geeft het hart voor hormoon af en wat doet dit

  • geeft ANP af
  • dit zorgt dat nieren natrium uitscheiden

89

welke 2 hormonen produceren de nieren?

  • EPO voor aanmaak rode bloedcellen
  • renine wat de bloeddruk reguleert

90

welk hormoon maakt vetweefsel aan?

  • leptide
  • zorgt voor verzadigheidsgevoel

91

chemische interacties van cellen

  1. autocrien: cel stimuleert zichzelf door signaalstof (ligand)
  2. paracrien: cel scheidt ligand uit om stimulatie aan andere cel te geven -> dit gebeurt vaak via weefselvloeistof
  3. endocrien: cel stimuleert andere cel door hormoon af te geven in de bloedbaan verschil met paracrien is dat je hiermee het hele lichaam kan bereiken

92

uit welke 2 delen bestaat de hypofyse

  1. neurohypofyse (hypofyseachterkwab)
  2. adenohypofyse: van oorsprong epitheelweefsel (hypofysevoorkwab)

93

welke hormonen geeft de neurohypofyse af?

  1. ADH
  2. oxytocine

94

welke hormonen geeft de adenohypofyse af

  1. TSH
  2. ACTH
  3. LH
  4. FSH
  5. groeihormoon
  6. prolactine

95

hormonale totstandkoming van cortisol

  • CRH aangemaakt in hypothalamus
  • via portale vaten naar adenohypofyse
  • adenohypofyse maakt ACTH en geeft dit af aan bloedbaan
  • komt bij bijnierschors waar cortisol wordt gemaakt

96

effecten van cortisol

op glucose

  1. glucogenese in lever d.m.v. aminozuren
  2. afbraak spiereiwitten
  3. rem van opname aminozuren in spieren
  4. rem glucoseopname weefsel
  5. stimuleren lipolyse (vetverbranding)
  6. rem ontstekingsreactie en rem vorming antilichamen
  7. rem botvorming

97

welke cellen van de alvleesklier maken wat?

  • betacellen maken insuline die zorgen voor lager glucosegehalte in bloed -> in lever meer glycogeensynthese en stimuleert glucoseverbranding
  • alfacellen maken glucagon die zorgen voor hoger glucosegehalte in bloed door a

98

hoe heet de plek waar de n. trigeminus aftakt?

ganglion van Gasser

99

route zevende zenuw en welke is dit?

  • n. facialis die mimische spieren innerveert
  • ontspringt aan achterkant pons
  • via Canalis facialis
  • via foramen stylomastoideum
  • naar buitenkant schedel
  • komt uit in glandula en hier splits het en verdeelt over gezicht

100

delen fascia cervicalis

  1. lamina superficialis: omgeeft structuren nek en m. sternoocleidomastoideus ventraal en m. trapezius dorsaal
  2. lamina pretrachialis: omgeeft trachea en oesophagus, schildklier en groepje spieren ventraal van wervelkolom
  3. lamina prevertebralis: omgeeft wervelkolom en spieren geassocieerd met de rug

101

wat omgeeft de vagina corotica

  • neurovasculair compartiment van de hals
  • 2 artera corotis communis
  • vena jugularis interna
  • nervus vagus

102

welke onderdelen paseert lucht bij normale ademhaling via de neus

  1. neusholte
  2. nasopharynx
  3. oropharynx
  4. larynx
  5. trachea

103

welke onderdelen paseert voedsel

  1. mondholte
  2. oropharynx
  3. laryngopharynx
  4. oesophagus

104

wat gaat er door Canalis caroticus?

wat gaat er door foramen jugulare

  • door Canalis caroticus gaat arteria carotis interna
  • door foramen gaan nn. cranii IX, X en XI en de vena jugularis

105

wat loopt door de Canalis optica heen?

  1. a opthalmicus
  2. optische zenuw wat de 2de hersenzenuw is

106

wat bevindt zich caudaal en mediaal van de orbita

  • caudaal zit sinus ethmoidalis
  • mediaal zit sinus maxillaris

107

wat is paardenstaart in het latijn en wat is het in het menselijk lichaam

  • cauda equina
  • -de zenuwen onder L2-L3 treden uit in een bundel in het wervelkanaal

108

welke buis zorgt voor opheffen eventueel drukverschil tussen beide kante trommelvlies

  • tuba auditiva
  • buis van Eustachius
  • ook wel de paryngotympanische buis
  • doet dit door verbinding tussen nasopharynx en ruimte achter trommelvlies

109

hoe heten de stembanden in het latijn?

  • plica vestibularis (bovenste plooi) -valse
  • plica vocalis (onderste plooi) -> echte stembanden

110

hoe noem je de lage druk in de longen?

subatmosferische druk

111

welke serieuze vliezen zijn er in de thorax?

  1. pericardium om het hart
  2. pleur rond de longen
  3. peritoneum in de buik

112

welke 3 ruimtes zitten in buikholte?

  1. cavitas peritonealis: omgeven door pariëtale peritoneum
  2. spatium extraperitoneale: tussen pariëtale peritoneum en spieren van buikwand -> hier zit vet en bindweefsel
  3. spatium retroperitoneale: dorsale deel van extraperitoneale ruimte

113

door wat worden retroperitoneale organen op hun plaats gehouden?

  1. vetkapsel rondom organen
  2. druk in buikholte

114

retroperitoneale organen

  • deel van duodenum
  • pancreas
  • delen colon ascendens en descendens
  • nieren en bijnieren
  • prostaat
  • vena cava inferior
  • aorta

115

wat zijn de 2 delen van cavitas peritonealis

  1. greater sac: alle ruimte om de darmen ventraal van de maag
  2. lesser sac ook wel de bursa omentalis dorsaal van de maag

de 2 staan in contact met elkaar via de foramen omentale

116

waar zit momentum minus?

  • tussen lever duodenum en de maag
  • aan de zijkant van foramen omentale

117

wat ligt in de achterwand van de bursa omentalis?

  • pancreas
  • venen en atria

118

segmentatie longen

  • linkerlong heeft 2 kwabben
  • rechterlong heeft 3 kwabben
  • trachea splits in 2 hoofdbronchi of bronchus principalis
  • evenveel secundaire bronchitis ook wel lobaire bronchi als kwabben
  • 10 segmentale bronchi vertakkingen of tertiaire bronchi
  • ventilatiestukje van 1 segmentale bronchi = bronchopulmonaal

119

lagen rond het hart

  1. pericardium fibrosum: bindweefselzak (geen serieus vlies)
  2. lamina pariëtalis: ligt aan binnenkant pericardium fibrosum en produceert vocht
  3. lamina visceralis: ligt tegen hart aan en produceert vocht
  4. cavitas pericardia: holte waar vocht in zit zodat hart kan bewegen

120

waar bestaat de hartzak uit en hoe heet de hartzak ook wel?

  • pericardiac
  • samenvoeging van pericardium fibrosum
  • en lamina pariëtalis

121

wat is de zenuw van de middenrifspier en waar komt deze vandaan?

  • n. phrenicus
  • komt van plexus cervicalis (C1-C4)
  • deze zenuw zorgt ervoor dat je bij hoge dwarsleasie nog kan ademhalen

122

wat gaat er door de bekkenbodem heen?

  • urethra: urineleider
  • vagina bij de vrouw
  • anorectal overgang

123

waarin is het peritoneum bij de bekkenbodem te verdelen?

  • trigonum urogenitale
  • trigonum anale

124

welke 4 hormonen produceert de bijnier?

  • cortisol (schors)
  • aldosteron (schors)
  • epinephrine (merg)
  • norepinephrine (merg)

125

wat gebeurt er bij syndroom van Cushing

te veel cortisol wordt aangemaakt wat weer zorgt voor te veel glucose in het bloed

126

welk hormoon is de voornaamste regulator van ECV?

  • aldosteron
  • mineraalcortoïd
  • zorgt voor reabsorptie van water en zout
  • zorgt voor excretie van kalium