2000 words 1 Flashcards


Set Details Share
created 1 year ago by floredc
4 views
show moreless
Page to share:
Embed this setcancel
COPY
code changes based on your size selection
Size:
X
Show:

1

accent

accent

2

access

binnengaan, toegang

3

accident

ongeval

4

according to

volgens

5

account

(bank)rekening, verslag

6

accuse

beschuldigen

7

ace

ergens voor slagen, aas (kaarten)

8

active

actief

9

adapt

aanpassen

10

admire

bewonderen

11

adult

volwassene

12

advance

bevorderen, vooruitgang

13

advantage

voordeel

14

adventure

avontuur

15

advice

advies

16

advise

adviseren

17

affair

affaire

18

affect

beïnvloeden, gevoel

19

agent

handelend persoon, agent

20

aid

helpen, hulp (niet: help)

21

alarm

alarmeren, alarm

22

alcohol

alcohol

23

alive

levend

24

alter

na

25

altogether

al bij al

26

amuse

amuseren, entertainen

27

angel

engel

28

anger

boosheid

29

announce

aankondigen

30

annoy

irriteren, ergeren

31

anxious

angstig, bezorgd, ongerust

32

apartment

appartement

33

appeal

aantrekken, beroep doen op

34

apple

appel

35

apply

solliciteren, van toepassing zijn

36

appoint

aanstellen, aanduiden

37

appreciate

waarderen

38

approach

benaderen

39

April

april

40

argue

ruziemaken, beargumenteren

41

army

leger

42

arrest

arresteren

43

article

artikel, lidwoord

44

aside

terzijde

45

asleep

in slaap

46

assist

helpen, bijstaan

47

associate

associëren, associé

48

assume

aannemen, veronderstellen

49

assure

verzekeren, op het hart drukken

50

atmosphere

atmosfeer, sfeer

51

attach

vastmaken aan

52

attack

aanvallen, aanval

53

attempt

proberen, poging

54

attend

bijwonen

55

attention

aandacht

56

attitude

houding

57

attract

aantrekken, verleiden

58

August

augustus

59

automatic

automatisch

60

available

beschikbaar

61

average

gemiddeld

62

avoid

vermijden

63

awake

wakker

64

bite

bijten, beet

65

awkward

ongemakkelijk, onhandig, sociaal pijnlijk

66

bitter

bitter

67

background

achtergrond

68

blame

de schuld geven, schuld

69

bacon

spek

70

blank

leeg, blanco

71

bake

bakken in een oven

72

blanket

deken

73

balance

balanceren, balans

74

bleed

bloeden

75

banana

banaan

76

bless

zegenen

77

band

band, bende

78

blind

blind maken, blind

79

bang

knallen, knal

80

block

blokkeren, blok

81

bare

ontbloten, bloot

82

blonde

blond

83

bark

blaffen, boomschors

84

bloom

bloeien, bloei

85

basis

basis, grond

86

boil

koken (vloeistof)

87

basket

mand

88

bomb

bombarderen, bom

89

bat

vleermuis

90

bond

verbintenis, obligatie (financieel)

91

battery

batterij

92

boom

snel groeien, snelle groei

93

battle

veldslag, gevecht

94

boot

opstarten (computer), laars

95

bay

baai

96

borrow

ontlenen

97

bean

boon

98

boss

baas

99

bee

bij (insect)

100

bounce

botsen, stuiteren

101

beef

rundsvlees

102

bow

buigen, buiging; boog (versch. uitspraak)

103

beer

bier

104

bowl

kom, schaal

105

beg

smeken

106

brain

brein

107

bell

bel

108

brake

remmen, rem

109

belong

horen (bij), toebehoren (aan)

110

branch

tak

111

belt

riem

112

brand

merken, merk

113

bend

buigen, bocht

114

brave

trotseren, dapper

115

benefit

voordeel hebben, voordeel

116

breast

borst

117

bike

fietsen, fiets

118

breathe

ademen

119

bin

vuilnisbak

120

breed

kweken, ras, soort

121

bind

binden, binding

122

brick

baksteen

123

biscuit

koekje (BrE)

124

bridge

overbruggen, brug

125

brief

kort uitleggen, kort

126

brilliant

briljant, schitterend

127

broad

breed, ruim

128

brush

borstelen, borstel, penseel

129

buck

bokken, bok

130

bucket

emmer

131

bug

kever, wants

132

bump

botsen, bult

133

bunch

bundel, groep

134

burst

barsten, ploffen

135

bury

begraven

136

butter

boter

137

button

knoop (van kledingstuk)

138

cable

kabel

139

cage

in een kooi stoppen, kooi

140

calculate

berekenen

141

calm

kalmte, kalm

142

camera

camera

143

canoe

kano

144

cans

blikjes

145

cap

dop, pet

146

capable

in staat, competent

147

cape

cape

148

capital

kapitaal, hoofdstad

149

captain

kapitein

150

career

carrière

151

carpet

tapijt

152

carrot

wortel

153

cart

kar

154

cash

cash

155

cast

werpen, uitzenden, gieten

156

castle

kasteel

157

casual

informeel, terloops

158

ceiling

plafond

159

cent

cent

160

centimetre

centimeter

161

century

eeuw

162

chain

ketting

163

challenge

uitdaging

164

champion

kampioen

165

channel

kanaal

166

chapter

hoofdstuk

167

character

personage, karakter

168

charm

charmeren, charme

169

chase

achternazitten, jacht

170

chat

kletsen, babbel

171

cheat

valsspelen, valsspeler

172

cheek

wang, ondeugendheid

173

cheer

toejuichen, uitgelaten stemming

174

cheese

kaas

175

chest

borst, kist

176

chew

kauwen

177

chief

chef, baas, hoofd-

178

chocolate

chocolade

179

chop

hakken, kotelet

180

cigarette

cigaret

181

circle

cirkel

182

circumstance

omstandigheid

183

citizen

burger

184

claim

beweren, toeëigenen, bewering

185

classic

klassieker, klassiek

186

clever

slim, gevat, geestig

187

cliff

klip

188

clip

afknippen, korte video

189

cloth

doek, stof

190

cloud

wolk

191

clue

hint, aanwijzing

192

coach

coachen, coach

193

coal

kool (steen-, houts-)

194

coast

kust

195

combine

combineren

196

command

commanderen, commando

197

comment

commentaar gegen, commentaar

198

commerce

handel, commercie

199

commit

iets begaan, zich wijden aan iets

200

committee

comité

201

common

gewoontjes, gemeenschappelijk

202

community

gemeenschap

203

compare

vergelijken

204

competition

concurrentie, competitie

205

complain

klagen

206

complicate

ingewikkeld maken

207

concentrate

zich concentreren, concentraat

208

condition

voorwaarde, conditie

209

confuse

verwarren

210

connect

verbinden

211

conscious

bewust

212

constant

standvastig, herhaaldelijk

213

contact

contacteren, contact, aanraking

214

contain

bevatten

215

contract

contract

216

contribute

bijdragen

217

convince

overtuigen

218

cop

politieagent (informeel)

219

cope

omgaan met, verwerken

220

copy

kopiëren, kopie

221

correct

corrigeren, correct

222

cottage

huisje

223

cotton

katoen

224

cough

kuchen, hoesten, hoest

225

council

raad (groep adviseurs)

226

counter

counteren, toonbank

227

county

graafschap (BrE), district

228

cousin

neef, nicht (zoon/dochter van oom/tante)

229

cow

koe

230

crack

barsten, barst

231

crash

crashen, crash

232

crawl

kruipen

233

cream

room

234

create

scheppen, creëren

235

creature

schepsel, wezen

236

credit

krediet

237

creep

kruipen, griezel

238

criminal

crimineel

239

crisp

knapperig

240

crowd

menigte, mensenmassa

241

crown

bekronen, kroon

242

cruel

wreed

243

culture

cultuur

244

cure

genezing, geneesmiddel

245

curious

nieuwsgierig, vreemd, merkwaardig

246

curl

krullen, krul

247

current

stroom, huidig

248

customer

klant

249

damage

beschadigen, schade

250

dare

durven, weddenschap

251

dawn

zonsopgang

252

debt

schuld (financieel)

253

December

december

254

decent

keurig, deftig

255

decision

beslissing

256

deck

dek (schip), pak kaarten

257

decorate

versiering aanbrengen

258

defence

verdediging

259

delight

plezier doen, genoegen

260

deliver

leveren

261

demand

eisen, eis

262

deny

ontkennen

263

department

departement

264

depress

teneerslaan, neerdrukken

265

describe

beschrijven

266

desert

woestijn

267

deserve

verdienen

268

design

ontwerpen, ontwerp

269

desire

verlangen (ww. en zn.)

270

desk

bureau (meubel)

271

desperate

wanhopig

272

destroy

vernietigen

273

detail

detail

274

detect

waarnemen, detecteren

275

determine

bepalen, determineren

276

develop

ontwikkelen

277

diet

dieet

278

dine

dineren

279

direct

aanwijzingen geven, regisseren, direct

280

directed

geregisseerd

281

direction

richting

282

disappear

verdwijnen

283

disappoint

ontgoochelen

284

discipline

discipline

285

discuss

discussiëren, praten over

286

disease

ziekte

287

disgust

walging

288

dish

gerecht, schotel

289

distance

afstand

290

district

district

291

disturb

storen

292

dive

duiken

293

divide

(ver)delen

294

divorce

scheiden (huwelijk)

295

doll

pop (speelgoed)

296

dollar

dollar

297

dozen

dozijn

298

drag

slepen

299

dragon

draak

300

drama

drama

301

drawer

lade

302

drum

trommel

303

duck

eend

304

due

ten gevolge, gepast, verwacht

305

dump

dumpen, stort

306

dust

afstoffen, stof

307

duty

plicht

308

earn

verdienen (en krijgen)

309

ease

verlichten (lichter maken), gemak

310

economy

economie, spaarzaamheid

311

edit

bewerken

312

effect

effect

313

effort

inspanning

314

elder

oudere

315

elect

(uit)kiezen, stemmen voor

316

electric

elekrtisch

317

elephant

olifant

318

email

e-mail

319

embarrass

beschamen, generen

320

emotion

emotie

321

empire

(keizer)rijk, imperium

322

encourage

aanmoedigen

323

enemy

vijand

324

energy

energie

325

engage

(iemand) in dienst nemen, zich verloven

326

engineer

ingenieur

327

enormous

enorm

328

entertain

onderhouden, entertainen

329

entire

(in zijn) geheel

330

envelope

envelop

331

environment

milieu

332

equal

gelijk(e)

333

equipment

uitrusting

334

escape

ontsnappen, ontsnapping

335

establish

vaststellen, stichten

336

estate

landgoed

337

event

evenement, gebeurtenis

338

eventually

uiteindelijk

339

evidence

bewijs

340

evil

het kwade, kwaadaardig

341

exam

examen

342

examine

onderzoeken, examineren

343

example

voorbeeld

344

excellent

uitstekend

345

exchange

uitwisselen, uitwisseling

346

exercise

oefenen, oefening

347

exhaust

uitputten, uitlaat

348

exist

bestaan

349

expense

uitgave, onkost

350

expose

blootleggen, tonen

351

extend

uitbreiden, uitrekken, uitsteken

352

extreme

uiteinde, extreem

353

fail

falen

354

faint

flauwvallen, flauw

355

fairy

fee

356

faith

geloof, vertrouwen

357

familiar

vertrouwd, bekend

358

famous

beroemd

359

fan

ventilator, bewonderaar

360

fancy

aantrekkelijk vinden, chique

361

fantastic

fantastisch

362

fascinate

fascineren

363

fashion

mode

364

fault

fout, gebrek, defect

365

favour

bevoordelen, gunst

366

feather

veer

367

feature

voorzien zijn van, kenmerk

368

February

februari

369

female

vrouwelijk (biologisch)

370

fence

schermen (met zwaarden), hek

371

fetch

halen

372

file

zich in een rij voortbewegen, rij, bestand (informatica), vijl (gereedschap)

373

finance

financiën

374

firm

firma, stevig

375

flag

vlag

376

flame

vlam

377

flash

flitsen, flits

378

flight

vlucht (vliegen)

379

flip

(snel) omdraaien

380

float

drijven, dobberen

381

flood

overstromen, overstroming

382

flow

vloeien, stroom

383

fold

vouwen, vouw

384

folk

volk, mensen

385

fool

misleiden, dwaas

386

foreign

buitenlands

387

forgive

vergeven

388

forth

verder, voort

389

fortnight

twee weken

390

fortune

fortuin, geluk, lot

391

fox

vos

392

frame

inkaderen, kader

393

frankly

eerlijk gezegd

394

frog

kikker

395

frost

vrieskou

396

fruit

vrucht, fruit

397

frustrate

verijdelen, frustreren

398

fry

bakken (in een pan)

399

fund

financieren, fonds

400

fur

bont, pels, vacht

401

furniture

meubelen

402

future

toekomst

403

gain

verwerven, winst

404

garage

garage

405

gate

poort

406

gather

verzamelen, bijeenbrengen

407

gay

homoseksueel

408

gear

materiaal, versnelling

409

generation

generatie

410

gentleman

heer

411

ghost

geest, spook

412

giant

reus, reusachtig

413

gift

geschenk, cadeau, gave

414

glory

glorie

415

goal

doelpunt

416

golf

golf (sport)

417

gorgeous

prachtig, knap

418

grab

graaien, grijpen

419

grace

gratie, genade

420

grade

rang, niveau, graad

421

grand

groots, grandioos

422

grant

verlenen, toekennen, beurs

423

grin

grijnzen, grijns

424

grocer

kruidenier, winkelier

425

guarantee

garanderen, garantie

426

guard

beschermen, bewaker

427

guest

gast

428

guide

gids

429

guilty

schuldig

430

habit

gewoonte, verslaving

431

handy

handig

432

harm

schaden, schade

433

heap

ophopen, hoop

434

heaven

hemel

435

hedge

haag

436

height

hoogte

437

hero

held

438

hesitate

aarzelen

439

hire

aanwerven, (te) huur

440

hobby

hobby

441

honey

honing, lieveling

442

hook

haak

443

hotel

hotel

444

identify

identificeren

445

idiot

idioot

446

ignore

negeren

447

ill

ziek

448

illustrate

illustreren

449

image

beeld

450

immediate

onmiddellijk

451

impress

indruk maken

452

improve

verbeteren

453

inch

inch, duim (lengtemaat)

454

include

insluiten, bevatten

455

income

inkomen (financieel)

456

increase

vermeerderen

457

incredible

ongelooflijk

458

indicate

aanwijzen, aangeven

459

individual

individueel

460

industry

industrie

461

influence

beïnvloeden, invloed

462

injure

verwonden, kwetsen

463

innocent

onschuldig

464

insist

aandringen

465

inspect

inspecteren, nakijken

466

instance

geval

467

instant

ogenblik, ogenblikkelijk

468

instruct

instructie geven

469

instrument

instrument

470

intend

van plan zijn

471

intense

intens

472

intent

doel, aandachtig

473

interrupt

onderbreken

474

interview

interviewen, interview

475

introduce

voorstellen, introduceren

476

investigate

onderzoeken, uitpluizen

477

invite

uitnodigen

478

iron

ijzer

479

item

individuele zaak, puntje van een lijst

480

jacket

jasje

481

jam

opstoppen, verstopping, jam (confituur)

482

January

januari

483

jaw

kaak

484

jeans

jeans

485

journey

reis, omzwerving

486

joy

vreugde, blijdschap

487

juice

sap

488

July

juli

489

June

juni

490

junior

junior, jongere

491

justice

rechtvaardigheid, rechter

492

keen

enthousiast

493

kilometre

kilometer

494

kindly

vriendelijk

495

knee

knie

496

knife

mes

497

knit

breien

498

knowledge

kennis

499

laboratory

laboratorium

500

labour

arbeid

501

lack

gebrek, tekort

502

lamb

lam (schaap)

503

lamp

lamp

504

lane

laan

505

language

taal

506

lasted

geduurd, duurde

507

lawn

gazon

508

lawyer

jurist, advocaat

509

league

liga

510

lean

leunen, mager

511

leap

ver springen, verre sprong

512

legal

legaal

513

lend

(iets) uitlenen (aan iemand)

514

length

lengte

515

lesson

les

516

library

bibliotheek

517

licence

vergunning

518

lid

deksel

519

lightly

licht, lichtzinnig (bijw.)

520

likely

waarschijnlijk (bn.)

521

limit

grens, limiet

522

lion

leeuw

523

loan

lening

524

locate

localiseren, van iets de plaats bepalen

525

log

noteren in een logboek, houtblok

526

lone

eenzaam, een enkele

527

loose

los

528

loss

verlies

529

lower

verlagen, lager

530

lump

knobbel, bobbel

531

magazine

tijdschrift

532

magic

magie, magisch

533

mail

post

534

maintain

onderhouden, beweren

535

male

mannelijk (biologisch)

536

mama

mama, moeder (ouderwets)

537

manner

manier

538

map

kaart (aardrijkskundig)

539

March

maart

540

marvel

zich verwonderen, wonder

541

mask

masker

542

mass

massa, misviering

543

massive

heel groot, massief

544

match

combineren, wedstrijd, lucifer

545

mate

paren, vriend

546

material

materiaal, bestaand uit materie

547

mathematics

wiskunde

548

maximum

maximum

549

measure

meten, maat

550

meat

vlees

551

medical

medisch

552

medicine

medicijn, geneeskunde

553

melt

smelten

554

memory

geheugen

555

mental

mentaal

556

merry

vrolijk

557

message

boodschap

558

metal

metaal

559

metre

meter (lengtemaat), metrum

560

microwave

microgolf

561

military

leger, militair

562

mill

malen, molen, fabriek

563

minister

minister

564

minor

klein, minderjarig

565

minus

min

566

mirror

spiegel

567

mission

missie

568

mix

mengen, mengeling

569

model

modelleren, model

570

modern

modern

571

monkey

aap

572

mood

stemming

573

moon

maan

574

motor

autorijden, motor

575

mount

ergens op gaan zitten, ergens op zetten, berg

576

mouse

muis

577

mow

maaien

578

mud

modder

579

murder

vermoorden, moord

580

muscle

spier

581

mystery

mysterie

582

nail

nagel

583

nanny

kinderjuf, nanny

584

narrow

nauw

585

nasty

onaangenaam, smerig, akelig

586

native

inboorling, inheems

587

navy

marine

588

neither

geen van beide

589

nerve

zenuw

590

nervous

zenuwachtig

591

nest

nest

592

newspaper

krant

593

non

niet-

594

nor

noch, ook niet

595

northern

noordelijk

596

November

november

597

nowhere

nergens

598

nut

noot

599

oak

eik

600

object

protesteren, voorwerp

601

observe

observeren

602

occasion

gelegenheid, gebeurtenis

603

occur

voorvallen, gebeuren

604

October

oktober

605

official

officieel

606

onion

ajuin

607

operate

opereren

608

opinion

mening, opinie

609

opportunity

gelegenheid, kans

610

oppose

zich verzetten tegen

611

opposite

tegengesteld

612

option

optie, keuze

613

ordinary

ordinair

614

organize

organiseren

615

original

origineel

616

otherwise

anderszins

617

oven

oven

618

owe

iets verschuldigd zijn

619

pan

pan

620

panic

paniek

621

partner

partner

622

pat

kloppen, klopje, klompje (boter)

623

patch

oplappen, lapje, stukje grond

624

path

pad, weg

625

patient

patiënt, geduldig

626

pattern

patroon

627

pause

pauze

628

peace

vrede

629

pen

pen

630

pension

pension, pensioen

631

per

per

632

percent

procent

633

perform

uitvoeren, presteren

634

period

periode, punt, maandstonden

635

pet

aaien, huisdier

636

physical

fysiek

637

piano

piano

638

pie

gebak met korst aan de bovenkant

639

pig

varken

640

pile

hoop, stapel

641

pin

vastmaken, pin

642

pine

den

643

pink

roze

644

pipe

pijp

645

pitch

werpen, toonhoogte, speelveld

646

pity

medelijden hebben met, medelijden

647

plain

vlakte, gewoon

648

plane

vliegtuig, vlak

649

planet

planeet

650

plastic

pastiek

651

plate

bord

652

pleasant

aangenaam

653

pleasure

plezier

654

plug

opvullen, plug, stekker

655

pocket

in je zak steken, (broek)zak

656

poem

gedicht

657

poet

dichter

658

poison

vergif

659

pole

pool, paal

660

policy

beleid

661

polish

polijsten

662

polite

beleefd

663

politics

politiek (zn.)

664

pollute

vervuilen

665

pool

poel, zwembad

666

popular

populair

667

population

bevolking, populatie

668

port

haven

669

positive

positief

670

possess

bezitten

671

potato

aardappel

672

pour

gieten

673

practical

praktisch

674

practise

(be-)oefenen

675

pray

bidden

676

prefer

verkiezen, prefereren

677

pregnant

zwanger

678

president

president, voorzitter

679

pressure

druk (zn.)

680

presume

aannemen, geloven

681

pretend

doen alsof, pretenderen

682

prevent

voorkomen (zodat iets niet gebeurt)

683

previous

vorig, voormalig

684

pride

trots (zn.)

685

prime

voorbereiden, priemgetal, glorietijd

686

print

drukken, printen

687

privacy

privacy

688

private

soldaat, privé

689

process

proces

690

produce

produceren

691

product

product

692

profession

beroep

693

progress

vooruitgaan, vooruitgang

694

project

voorspellen, project

695

pronounce

uitspreken

696

property

eigendom

697

propose

voorstellen

698

protest

protesteren, protest

699

proud

trots

700

prove

bewijzen

701

provide

voorzien, ter beschikking stellen

702

pub

café

703

pudding

pudding, nagerecht

704

pump

pompen, pomp, schoen met hoge hak

705

punch

stompen, vuistslag

706

punish

straffen

707

pup

jong hondje

708

purchase

aanschaffen, aanschaf

709

pure

puur

710

purple

paars

711

purpose

doel, bedoeling

712

qualify

qualificeren

713

quality

kwaliteit, eigenschap

714

quit

ophouden

715

quote

citeren, citaat

716

range

zwerven, bereik

717

rapid

snel

718

rare

zeldzaam, niet doorbakken (vlees)

719

rat

verklikken, rat

720

ray

straal

721

react

reageren

722

recall

zich herinneren, terug oproepen

723

receive

ontvangen

724

recipe

recept

725

reckon

menen, inschatten

726

recognize

herkennen

727

recommend

aanraden

728

recover

recupereren, terugkrijgen

729

reduce

verminderen

730

refer

verwijzen

731

refrigerator

koelkast

732

refuse

weigeren

733

regard

beschouwen als, bekijken

734

region

regio, streek

735

register

registreren, logboek

736

regular

regelmatig, normaal

737

relax

ontspannen

738

release

vrijlaten, loslaten

739

relief

opluchting, reliëf

740

rely

verrtrouwen (op), rekenen (op)

741

remain

blijven (op een plaats)

742

remark

opmerken, opmerking

743

remind

(iemand aan iets) herinneren

744

remove

verwijderen

745

repair

herstellen, repareren

746

salad

salade

747

repeat

herhalen

748

salary

salaris

749

replace

vervangen

750

sale

verkoop, koopjes