Print Options

Card layout: ?

← Back to notecard set|Easy Notecards home page

Instructions for Side by Side Printing
  1. Print the notecards
  2. Fold each page in half along the solid vertical line
  3. Cut out the notecards by cutting along each horizontal dotted line
  4. Optional: Glue, tape or staple the ends of each notecard together
  1. Verify Front of pages is selected for Viewing and print the front of the notecards
  2. Select Back of pages for Viewing and print the back of the notecards
    NOTE: Since the back of the pages are printed in reverse order (last page is printed first), keep the pages in the same order as they were after Step 1. Also, be sure to feed the pages in the same direction as you did in Step 1.
  3. Cut out the notecards by cutting along each horizontal and vertical dotted line
To print: Ctrl+PPrint as a list

66 notecards = 17 pages (4 cards per page)

Viewing:

regionale anatomie en anatomie van hand

front 1

periosteum

back 1

-membraan rond botten

–ontvangt bloedvaten waarvan de vertakkingen het bot voorzien van voedingsstoffen

-het ontvangen van zenuwen die de bloemdstroom regelen

front 2

endochondrale ossificatie

back 2

ontstaan botweefsel uit kraakbeenweefsel

front 3

intramembraneuze ossificatie

back 3

ontstaan van bot uit beenweefsel/bindweefselvliezen

front 4

soorten botten:

back 4

compact bot: hoge dichtheid, aan buitenkant en rondom spongieus bot.

spongieus bot: zit om bloedvormende merg heen.

front 5

functies van botten

back 5

1. Ondersteuning structuren van lichaam

2.bescherming belangrijke organen

3. Opslag calcium en fosfaat

4. samen met spieren zorgen voor beweging

//Bevat ook bloedproducerende cellen.

front 6

soorten vormen botten:

back 6

1.Buisvormig

2. kubisch

3.plat

4.irregular

5.sesamoïd

front 7

Botten bestaan uit:

back 7

–verkalkt levend bindweefsel, bestaat uit cellen met daartussen collageen.

–vasculair en geïnnerveerd door zenuwen

front 8

synoviaal gewricht \n\n\nsolide gewricht

back 8

-gewricht waarbij er een holte zit tussen skeletonderdelen

–gewricht waarbij er bindweefsel tussen de skeletonderdelen zit.

front 9

synoviale gewrichten ingedeeld op vorm

back 9

–Vlak

–Scharnier

–Draaiend

–Bicondylair

–condylair

–zadelgewrichten

–kogel en kom

front 10

synoviaal membraan

back 10

binnenkant van gewrichtskapsel en zit vast aan uiteinden van gewrichtsoppervlakten tussen kraakbeen en bot.

–Sluit gewrichtsholte af, er zit bloedvaten in en produceert synoviaal vocht.

front 11

fibreus membraan

back 11

Buitenkant van gewrichtskapsel en bestaat uit dicht bindweefsel. Omvat en stabiliseert gewricht. Soms is een deel verdikt en dit vorm een ligament welke ook buiten het gewrichtskapsel kan liggen.

front 12

Mogelijke extra structuren in synoviale gewrichten

back 12

–gewrichtschijven

–fat pads

–pezen

front 13

synoviale gewrichten ingedeeld op beweging

back 13

–uniaxiaal (bijv. scharnier gewricht)

–biaxiaal (bijv. zadelgewrichten)

–multiaxiaal (bijv. kogel–kom gewrichten)

front 14

–soorten solide gewrichten

back 14

–vezelige gewrichten

–Kraakbeen gewrichten

front 15

Wat produceert rood en geel beenmerg?

back 15

–rood beenmerg produceert rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes.

–geel beenmerg bevat vet en is voor een klein deel verantwoordelijk voor de productie van witte bloedcellen.

–rood beenmerg verandert na verloop van tijd in geel beenmerg

front 16

stamcellen die zorgen voor vorming bloedcellen en bloedplaatjes

back 16

hematopeïetische stamcellen

front 17

stamcellen die zorgen voor vorming van bot, kraakbeen en spier.

back 17

mesenchymale cellen

front 18

Greenstick

back 18

Kinderbotfractuur (breken van twijgje/jong takje

front 19

avasculaire necrose

back 19

Dit gebeurt wanneer bloedvaten van een bot beschadigt raken en de cellen in het bot dus dood gaan door gebrek aan bloedtoevoer

front 20

epifysaire fractuur

back 20

breuk door de groeischijf van het bot. Gebeurt meestal in groeispurt tussen 7 en 10 jaar en aan het einde van puberteit.

front 21

degeneratieve gewrichtsziekte

back 21

Wordt ook wel osteoartritis of Osteoartrose genoemd. Hierbij verliest het kraakbeen stevigheid en kunnen er vochtblaasjes en uitstulpingen van het bot ontstaan.

front 22

arthroscopie

back 22

Met kleine telescoop binnenkant van gewricht bekijken. Telescoop geplaatst via kleine snee in huid.

front 23

epidermis

back 23

ook wel de opperhuid genoemd en de buitenste laag van de huid. Deze laag bevat geen bloedvaten.

front 24

dermis

back 24

Ook wel de lederhuid genoemd en de binnenste laag van de huid. Deze laag bevat bloedvaten en bindweefsel.

front 25

oppervalkkige fascie

back 25

Ligt onder dermis en is hiermee verbonden. Bestaat uit elastisch bindweefsel en vet. Functioneert als kanaal voor bloedvaten en zenuwen van en naar de huid toe. Dient ook als energie (vet) reservoir. Maakt daarnaast bewegingen huid over diepere delen van lichaam mogelijk

front 26

Diepe fascie

back 26

Ligt onder oppervlakkige fascie en is er direct aan bevestigd. Vormt dun vezelig laagje dat grootste gedeelte dieper gebieden van lichaam omgeeft. Biedt ondersteuning en kan twee structuren scheiden.

front 27

Skeletspieren

back 27

Deze spieren zijn dwarsgestreept en kunnen willekeurig (on Command) worden aangespannen. Kunnen krachtig worden aangespannen door lange veeltermige cellen.

front 28

Hartspieren

back 28

Bevinden zich alleen in het hart. (duh) Deze spieren zijn net als de skeletspieren dwarsgestreept maar deze spieren zijn onwillekeurig

front 29

Gladde spieren

back 29

Deze spieren zijn niet dwarsgestreept en spannen on willekeurig aan. Deze spiercellen zijn te vinden in de wand van bloedvaten en in organen.

front 30

Spieratrofie

back 30

Aandoening waarbij spieren worden afgebroken. Kan veroorzaakt worden door aansturing van zenuwen die niet meer goed werkt of door spieren lang niet te gebruiken.

front 31

Functies onderste extremiteit:

back 31

1. ondersteuning van het lichaamsgewicht

(Bij rechtop staan zit zwaartepunt rond voorkant van wervel S2 in het bekken)

2. voortbeweging van het lichaam

front 32

armen

back 32

Ook wel de bovenste extremiteit. Verbonden met de laterale zijde van het onderste deel van de nek en de borstwand. Bestaat uit schouder, bovenarm, onderarm en hand

front 33

Oksel

back 33

Axilla in latijn. Gebied gevormd door spieren en botten schouder, laterale oppervlak borstwand. Alle belangrijke structuren van nek naar arm lopen hierdoor.

front 34

Cubitale fossa

back 34

Driehoekig gebied interieur van de elleboog gevormd door spieren elleboog gewricht. Belangrijk vat, arteria brachialis gaat hierdoor. Ook belangrijke zenuw, nervus medianus.

front 35

Carpale tunnel

back 35

doorgang van onderarm naar handpalm. Wanden gevormd door carpale botten en retinaculum musculorum flexorum. Hierdoor lopen nervus medianus en de buispezen van de vingers.

front 36

retinaculum musculorum flexorum

back 36

Ook wel flexor retinaculum genoemd. Dik bindweefsel ligament. Ligt dwars over carpale boog en vormt carpale tunnel

front 37

bewegingen schouder

back 37

1. flexie

2. extensie

3. abductie

4. adductie

5. mediale rotatie

6. laterale rotatie

7.circumductie.

front 38

laterale bot onderarm

back 38

radius

front 39

mediale bot onderarm

back 39

ulna

front 40

Handpalm in anatonomische positie bewegen met draai onderarm

back 40

supinate

front 41

handpalm in niet anatomische positie bewegen met draai onderarm

back 41

pronatie

front 42

schouderblad bot

back 42

scapula

front 43

sleutelbeen

back 43

clavicula

front 44

bovenarm bot

back 44

humerus ook wel opperbeen genoemd

front 45

botten die polsgewricht vormen

back 45

radius, carpale botjes (ook wel handwortelbeentjes genoemd) en de verbinding van een gewrichtsschijf met en de carpale botjes

front 46

Botjes lager in de hand naast carpale botjes

back 46

metacarpal botjes ook wel middenhandsbeentjes

front 47

botjes in vingers

back 47

falangen ook wel vingerkootjes. enk. is falanx

(duim heeft 2 falangen en de andere vingers 3)

front 48

metacarpofalangeale gewrichten

back 48

gewrichten tussen metacarpale botten en phalanxen

front 49

interfalangeale gewrichten

back 49

gewrichten tussen de vingerkootjes

front 50

de pols

back 50

carpus

front 51

de middenhand

back 51

metacarpus

front 52

botten polsgewricht

back 52

radius, ulna en drie carpale botten (scaphoid, lunate en triquitrum)

front 53

drie ligamenten van kapsel polsgewricht

back 53

–radiocarpaal (tussen radius en carpale)

–palmaris ulnocarpaal

–dorsaal radiocarpaal

front 54

ligamenten die de radius en de ulna verbinden met de carpale botten

back 54

radiale en ulnaire collaterale ligamenten

front 55

ligamenten die metacarpophalangeale gewrichten versterken

back 55

palmaris ligament, mediaal en lateraal collateraal ligament

front 56

Wat zit er transversaal tussen de palmaris ligamenten van de metacarpofalangeale gewrichten

back 56

Dit zijn drie diepe transversale metacarpale ligamenten. Ze beperken de beweging en zitten niet tussen de duim en wijsvinger. Hierdoor en omdat de duim een zadelgewricht is kan de duim meer bewegingen maken dan de andere vingers.

front 57

Wat gaat er door de carpale tunnel heen?

back 57

–4 pezen van flexor digitorum profundus

–4 pezen van flexor digitorum superficialis

–pees van flexor pollicis longus

–nervus medianus

front 58

welke structuren van de onderarm naar de pols lopen niet door de carpale tunnel

back 58

–pees van de flexor carpi radialis *

–arteria ulnaris

–nervus ulnaris

–pees van de palmaris longus

–arteria radialis

–alle pezen voor extensie

//pezen allen omgeven door synoviale schede

front 59

Door welke compartiment gaat de pees van flexor carpi radialis van onderarm naar pols

back 59

tubulair compartiment gevormd door flexor retinaculum en een carpool bot (trapezium)

front 60

palmare aponeurose

back 60

driehoekige structuur diep bindweefsel, bedekt handpalm. Apex verankerd in palmaris longus pees. (Bij sommige mensen in flexor retinaculum)

Vezels splitsen en gaan naar alle vingers en in mindere mate naar de duim.

front 61

musculus palmaris brevi

back 61

Vierhoekige spier, origine in palmaris aponeurosis en flexor retinaculum.

Zorgt voor diepere handpalm en dus meer grip. \nWordt geïnnerveerd door nervus ulnaris

front 62

anatomische snuifdoos

back 62

Driehoekige kuil aan laterale en dorsale kant pols die komt met duim in extensie.

–Laterale kant: abductor pollicis longus en extensor pollicis brevi

–mediale kant: extensor pollicis longus

–bodem: scaphoid, trapezium en extensor carpi radialis longus en brevi

front 63

Wat gaat er door de anatomische snuifdoos?

back 63

–de arteria radialis

–de superficiale tak nervus radialis

–begin vena cephalicus.

front 64

nervus medianus

back 64

innerveert duim, wijsvinger, middelvinger en laterale zijde ringvinger

–voor sensorische info en om juiste kracht aan vingers te geven

–innerveert ook thenar spiergroep die zorgt voor oppositie duim

–splitst in recurrent branch en palmar digital nerve.

front 65

–recurrent branch

back 65

innerveert drie theear spieren

–spiltst net na flexor retinaculum, loopt dan over flexor pollicis brevi spier.

–zenuw eindigt in opponens pollicis

front 66

palmar digital nerve

back 66

–innerveert huid van palmar oppervlak laterale drie en een halve vinger.

–innerveert ook nagelbedden deze vingers aan dorsale zijde

–innerveert twee lumbricale spieren