periosteum
-membraan rond botten
–ontvangt bloedvaten waarvan de vertakkingen het bot voorzien van voedingsstoffen
-het ontvangen van zenuwen die de bloemdstroom regelen
endochondrale ossificatie
ontstaan botweefsel uit kraakbeenweefsel
intramembraneuze ossificatie
ontstaan van bot uit beenweefsel/bindweefselvliezen
soorten botten:
compact bot: hoge dichtheid, aan buitenkant en rondom spongieus bot.
spongieus bot: zit om bloedvormende merg heen.
functies van botten
1. Ondersteuning structuren van lichaam
2.bescherming belangrijke organen
3. Opslag calcium en fosfaat
4. samen met spieren zorgen voor beweging
//Bevat ook bloedproducerende cellen.
soorten vormen botten:
1.Buisvormig
2. kubisch
3.plat
4.irregular
5.sesamoïd
Botten bestaan uit:
–verkalkt levend bindweefsel, bestaat uit cellen met daartussen collageen.
–vasculair en geïnnerveerd door zenuwen
synoviaal gewricht \n\n\nsolide gewricht
-gewricht waarbij er een holte zit tussen skeletonderdelen
–gewricht waarbij er bindweefsel tussen de skeletonderdelen zit.
synoviale gewrichten ingedeeld op vorm
–Vlak
–Scharnier
–Draaiend
–Bicondylair
–condylair
–zadelgewrichten
–kogel en kom
synoviaal membraan
binnenkant van gewrichtskapsel en zit vast aan uiteinden van gewrichtsoppervlakten tussen kraakbeen en bot.
–Sluit gewrichtsholte af, er zit bloedvaten in en produceert synoviaal vocht.
fibreus membraan
Buitenkant van gewrichtskapsel en bestaat uit dicht bindweefsel. Omvat en stabiliseert gewricht. Soms is een deel verdikt en dit vorm een ligament welke ook buiten het gewrichtskapsel kan liggen.
Mogelijke extra structuren in synoviale gewrichten
–gewrichtschijven
–fat pads
–pezen
synoviale gewrichten ingedeeld op beweging
–uniaxiaal (bijv. scharnier gewricht)
–biaxiaal (bijv. zadelgewrichten)
–multiaxiaal (bijv. kogel–kom gewrichten)
–soorten solide gewrichten
–vezelige gewrichten
–Kraakbeen gewrichten
Wat produceert rood en geel beenmerg?
–rood beenmerg produceert rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes.
–geel beenmerg bevat vet en is voor een klein deel verantwoordelijk voor de productie van witte bloedcellen.
–rood beenmerg verandert na verloop van tijd in geel beenmerg
stamcellen die zorgen voor vorming bloedcellen en bloedplaatjes
hematopeïetische stamcellen
stamcellen die zorgen voor vorming van bot, kraakbeen en spier.
mesenchymale cellen
Greenstick
Kinderbotfractuur (breken van twijgje/jong takje
avasculaire necrose
Dit gebeurt wanneer bloedvaten van een bot beschadigt raken en de cellen in het bot dus dood gaan door gebrek aan bloedtoevoer
epifysaire fractuur
breuk door de groeischijf van het bot. Gebeurt meestal in groeispurt tussen 7 en 10 jaar en aan het einde van puberteit.
degeneratieve gewrichtsziekte
Wordt ook wel osteoartritis of Osteoartrose genoemd. Hierbij verliest het kraakbeen stevigheid en kunnen er vochtblaasjes en uitstulpingen van het bot ontstaan.
arthroscopie
Met kleine telescoop binnenkant van gewricht bekijken. Telescoop geplaatst via kleine snee in huid.
epidermis
ook wel de opperhuid genoemd en de buitenste laag van de huid. Deze laag bevat geen bloedvaten.
dermis
Ook wel de lederhuid genoemd en de binnenste laag van de huid. Deze laag bevat bloedvaten en bindweefsel.
oppervalkkige fascie
Ligt onder dermis en is hiermee verbonden. Bestaat uit elastisch bindweefsel en vet. Functioneert als kanaal voor bloedvaten en zenuwen van en naar de huid toe. Dient ook als energie (vet) reservoir. Maakt daarnaast bewegingen huid over diepere delen van lichaam mogelijk
Diepe fascie
Ligt onder oppervlakkige fascie en is er direct aan bevestigd. Vormt dun vezelig laagje dat grootste gedeelte dieper gebieden van lichaam omgeeft. Biedt ondersteuning en kan twee structuren scheiden.
Skeletspieren
Deze spieren zijn dwarsgestreept en kunnen willekeurig (on Command) worden aangespannen. Kunnen krachtig worden aangespannen door lange veeltermige cellen.
Hartspieren
Bevinden zich alleen in het hart. (duh) Deze spieren zijn net als de skeletspieren dwarsgestreept maar deze spieren zijn onwillekeurig
Gladde spieren
Deze spieren zijn niet dwarsgestreept en spannen on willekeurig aan. Deze spiercellen zijn te vinden in de wand van bloedvaten en in organen.
Spieratrofie
Aandoening waarbij spieren worden afgebroken. Kan veroorzaakt worden door aansturing van zenuwen die niet meer goed werkt of door spieren lang niet te gebruiken.
Functies onderste extremiteit:
1. ondersteuning van het lichaamsgewicht
(Bij rechtop staan zit zwaartepunt rond voorkant van wervel S2 in het bekken)
2. voortbeweging van het lichaam
armen
Ook wel de bovenste extremiteit. Verbonden met de laterale zijde van het onderste deel van de nek en de borstwand. Bestaat uit schouder, bovenarm, onderarm en hand
Oksel
Axilla in latijn. Gebied gevormd door spieren en botten schouder, laterale oppervlak borstwand. Alle belangrijke structuren van nek naar arm lopen hierdoor.
Cubitale fossa
Driehoekig gebied interieur van de elleboog gevormd door spieren elleboog gewricht. Belangrijk vat, arteria brachialis gaat hierdoor. Ook belangrijke zenuw, nervus medianus.
Carpale tunnel
doorgang van onderarm naar handpalm. Wanden gevormd door carpale botten en retinaculum musculorum flexorum. Hierdoor lopen nervus medianus en de buispezen van de vingers.
retinaculum musculorum flexorum
Ook wel flexor retinaculum genoemd. Dik bindweefsel ligament. Ligt dwars over carpale boog en vormt carpale tunnel
bewegingen schouder
1. flexie
2. extensie
3. abductie
4. adductie
5. mediale rotatie
6. laterale rotatie
7.circumductie.
laterale bot onderarm
radius
mediale bot onderarm
ulna
Handpalm in anatonomische positie bewegen met draai onderarm
supinate
handpalm in niet anatomische positie bewegen met draai onderarm
pronatie
schouderblad bot
scapula
sleutelbeen
clavicula
bovenarm bot
humerus ook wel opperbeen genoemd
botten die polsgewricht vormen
radius, carpale botjes (ook wel handwortelbeentjes genoemd) en de verbinding van een gewrichtsschijf met en de carpale botjes
Botjes lager in de hand naast carpale botjes
metacarpal botjes ook wel middenhandsbeentjes
botjes in vingers
falangen ook wel vingerkootjes. enk. is falanx
(duim heeft 2 falangen en de andere vingers 3)
metacarpofalangeale gewrichten
gewrichten tussen metacarpale botten en phalanxen
interfalangeale gewrichten
gewrichten tussen de vingerkootjes
de pols
carpus
de middenhand
metacarpus
botten polsgewricht
radius, ulna en drie carpale botten (scaphoid, lunate en triquitrum)
drie ligamenten van kapsel polsgewricht
–radiocarpaal (tussen radius en carpale)
–palmaris ulnocarpaal
–dorsaal radiocarpaal
ligamenten die de radius en de ulna verbinden met de carpale botten
radiale en ulnaire collaterale ligamenten
ligamenten die metacarpophalangeale gewrichten versterken
palmaris ligament, mediaal en lateraal collateraal ligament
Wat zit er transversaal tussen de palmaris ligamenten van de metacarpofalangeale gewrichten
Dit zijn drie diepe transversale metacarpale ligamenten. Ze beperken de beweging en zitten niet tussen de duim en wijsvinger. Hierdoor en omdat de duim een zadelgewricht is kan de duim meer bewegingen maken dan de andere vingers.
Wat gaat er door de carpale tunnel heen?
–4 pezen van flexor digitorum profundus
–4 pezen van flexor digitorum superficialis
–pees van flexor pollicis longus
–nervus medianus
welke structuren van de onderarm naar de pols lopen niet door de carpale tunnel
–pees van de flexor carpi radialis *
–arteria ulnaris
–nervus ulnaris
–pees van de palmaris longus
–arteria radialis
–alle pezen voor extensie
//pezen allen omgeven door synoviale schede
Door welke compartiment gaat de pees van flexor carpi radialis van onderarm naar pols
tubulair compartiment gevormd door flexor retinaculum en een carpool bot (trapezium)
palmare aponeurose
driehoekige structuur diep bindweefsel, bedekt handpalm. Apex verankerd in palmaris longus pees. (Bij sommige mensen in flexor retinaculum)
Vezels splitsen en gaan naar alle vingers en in mindere mate naar de duim.
musculus palmaris brevi
Vierhoekige spier, origine in palmaris aponeurosis en flexor retinaculum.
Zorgt voor diepere handpalm en dus meer grip. \nWordt geïnnerveerd door nervus ulnaris
anatomische snuifdoos
Driehoekige kuil aan laterale en dorsale kant pols die komt met duim in extensie.
–Laterale kant: abductor pollicis longus en extensor pollicis brevi
–mediale kant: extensor pollicis longus
–bodem: scaphoid, trapezium en extensor carpi radialis longus en brevi
Wat gaat er door de anatomische snuifdoos?
–de arteria radialis
–de superficiale tak nervus radialis
–begin vena cephalicus.
nervus medianus
innerveert duim, wijsvinger, middelvinger en laterale zijde ringvinger
–voor sensorische info en om juiste kracht aan vingers te geven
–innerveert ook thenar spiergroep die zorgt voor oppositie duim
–splitst in recurrent branch en palmar digital nerve.
–recurrent branch
innerveert drie theear spieren
–spiltst net na flexor retinaculum, loopt dan over flexor pollicis brevi spier.
–zenuw eindigt in opponens pollicis
palmar digital nerve
–innerveert huid van palmar oppervlak laterale drie en een halve vinger.
–innerveert ook nagelbedden deze vingers aan dorsale zijde
–innerveert twee lumbricale spieren