regionale anatomie en anatomie van hand Flashcards


Set Details Share
created 7 weeks ago by Tomwatanders
1 view
updated 7 weeks ago by Tomwatanders
show moreless
Page to share:
Embed this setcancel
COPY
code changes based on your size selection
Size:
X
Show:

1

periosteum

-membraan rond botten

–ontvangt bloedvaten waarvan de vertakkingen het bot voorzien van voedingsstoffen

-het ontvangen van zenuwen die de bloemdstroom regelen

2

endochondrale ossificatie

ontstaan botweefsel uit kraakbeenweefsel

3

intramembraneuze ossificatie

ontstaan van bot uit beenweefsel/bindweefselvliezen

4

soorten botten:

compact bot: hoge dichtheid, aan buitenkant en rondom spongieus bot.

spongieus bot: zit om bloedvormende merg heen.

5

functies van botten

1. Ondersteuning structuren van lichaam

2.bescherming belangrijke organen

3. Opslag calcium en fosfaat

4. samen met spieren zorgen voor beweging

//Bevat ook bloedproducerende cellen.

6

soorten vormen botten:

1.Buisvormig

2. kubisch

3.plat

4.irregular

5.sesamoïd

7

Botten bestaan uit:

–verkalkt levend bindweefsel, bestaat uit cellen met daartussen collageen.

–vasculair en geïnnerveerd door zenuwen

8

synoviaal gewricht \n\n\nsolide gewricht

-gewricht waarbij er een holte zit tussen skeletonderdelen

–gewricht waarbij er bindweefsel tussen de skeletonderdelen zit.

9

synoviale gewrichten ingedeeld op vorm

–Vlak

–Scharnier

–Draaiend

–Bicondylair

–condylair

–zadelgewrichten

–kogel en kom

10

synoviaal membraan

binnenkant van gewrichtskapsel en zit vast aan uiteinden van gewrichtsoppervlakten tussen kraakbeen en bot.

–Sluit gewrichtsholte af, er zit bloedvaten in en produceert synoviaal vocht.

11

fibreus membraan

Buitenkant van gewrichtskapsel en bestaat uit dicht bindweefsel. Omvat en stabiliseert gewricht. Soms is een deel verdikt en dit vorm een ligament welke ook buiten het gewrichtskapsel kan liggen.

12

Mogelijke extra structuren in synoviale gewrichten

–gewrichtschijven

–fat pads

–pezen

13

synoviale gewrichten ingedeeld op beweging

–uniaxiaal (bijv. scharnier gewricht)

–biaxiaal (bijv. zadelgewrichten)

–multiaxiaal (bijv. kogel–kom gewrichten)

14

–soorten solide gewrichten

–vezelige gewrichten

–Kraakbeen gewrichten

15

Wat produceert rood en geel beenmerg?

–rood beenmerg produceert rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes.

–geel beenmerg bevat vet en is voor een klein deel verantwoordelijk voor de productie van witte bloedcellen.

–rood beenmerg verandert na verloop van tijd in geel beenmerg

16

stamcellen die zorgen voor vorming bloedcellen en bloedplaatjes

hematopeïetische stamcellen

17

stamcellen die zorgen voor vorming van bot, kraakbeen en spier.

mesenchymale cellen

18

Greenstick

Kinderbotfractuur (breken van twijgje/jong takje

19

avasculaire necrose

Dit gebeurt wanneer bloedvaten van een bot beschadigt raken en de cellen in het bot dus dood gaan door gebrek aan bloedtoevoer

20

epifysaire fractuur

breuk door de groeischijf van het bot. Gebeurt meestal in groeispurt tussen 7 en 10 jaar en aan het einde van puberteit.

21

degeneratieve gewrichtsziekte

Wordt ook wel osteoartritis of Osteoartrose genoemd. Hierbij verliest het kraakbeen stevigheid en kunnen er vochtblaasjes en uitstulpingen van het bot ontstaan.

22

arthroscopie

Met kleine telescoop binnenkant van gewricht bekijken. Telescoop geplaatst via kleine snee in huid.

23

epidermis

ook wel de opperhuid genoemd en de buitenste laag van de huid. Deze laag bevat geen bloedvaten.

24

dermis

Ook wel de lederhuid genoemd en de binnenste laag van de huid. Deze laag bevat bloedvaten en bindweefsel.

25

oppervalkkige fascie

Ligt onder dermis en is hiermee verbonden. Bestaat uit elastisch bindweefsel en vet. Functioneert als kanaal voor bloedvaten en zenuwen van en naar de huid toe. Dient ook als energie (vet) reservoir. Maakt daarnaast bewegingen huid over diepere delen van lichaam mogelijk

26

Diepe fascie

Ligt onder oppervlakkige fascie en is er direct aan bevestigd. Vormt dun vezelig laagje dat grootste gedeelte dieper gebieden van lichaam omgeeft. Biedt ondersteuning en kan twee structuren scheiden.

27

Skeletspieren

Deze spieren zijn dwarsgestreept en kunnen willekeurig (on Command) worden aangespannen. Kunnen krachtig worden aangespannen door lange veeltermige cellen.

28

Hartspieren

Bevinden zich alleen in het hart. (duh) Deze spieren zijn net als de skeletspieren dwarsgestreept maar deze spieren zijn onwillekeurig

29

Gladde spieren

Deze spieren zijn niet dwarsgestreept en spannen on willekeurig aan. Deze spiercellen zijn te vinden in de wand van bloedvaten en in organen.

30

Spieratrofie

Aandoening waarbij spieren worden afgebroken. Kan veroorzaakt worden door aansturing van zenuwen die niet meer goed werkt of door spieren lang niet te gebruiken.

31

Functies onderste extremiteit:

1. ondersteuning van het lichaamsgewicht

(Bij rechtop staan zit zwaartepunt rond voorkant van wervel S2 in het bekken)

2. voortbeweging van het lichaam

32

armen

Ook wel de bovenste extremiteit. Verbonden met de laterale zijde van het onderste deel van de nek en de borstwand. Bestaat uit schouder, bovenarm, onderarm en hand

33

Oksel

Axilla in latijn. Gebied gevormd door spieren en botten schouder, laterale oppervlak borstwand. Alle belangrijke structuren van nek naar arm lopen hierdoor.

34

Cubitale fossa

Driehoekig gebied interieur van de elleboog gevormd door spieren elleboog gewricht. Belangrijk vat, arteria brachialis gaat hierdoor. Ook belangrijke zenuw, nervus medianus.

35

Carpale tunnel

doorgang van onderarm naar handpalm. Wanden gevormd door carpale botten en retinaculum musculorum flexorum. Hierdoor lopen nervus medianus en de buispezen van de vingers.

36

retinaculum musculorum flexorum

Ook wel flexor retinaculum genoemd. Dik bindweefsel ligament. Ligt dwars over carpale boog en vormt carpale tunnel

37

bewegingen schouder

1. flexie

2. extensie

3. abductie

4. adductie

5. mediale rotatie

6. laterale rotatie

7.circumductie.

38

laterale bot onderarm

radius

39

mediale bot onderarm

ulna

40

Handpalm in anatonomische positie bewegen met draai onderarm

supinate

41

handpalm in niet anatomische positie bewegen met draai onderarm

pronatie

42

schouderblad bot

scapula

43

sleutelbeen

clavicula

44

bovenarm bot

humerus ook wel opperbeen genoemd

45

botten die polsgewricht vormen

radius, carpale botjes (ook wel handwortelbeentjes genoemd) en de verbinding van een gewrichtsschijf met en de carpale botjes

46

Botjes lager in de hand naast carpale botjes

metacarpal botjes ook wel middenhandsbeentjes

47

botjes in vingers

falangen ook wel vingerkootjes. enk. is falanx

(duim heeft 2 falangen en de andere vingers 3)

48

metacarpofalangeale gewrichten

gewrichten tussen metacarpale botten en phalanxen

49

interfalangeale gewrichten

gewrichten tussen de vingerkootjes

50

de pols

carpus

51

de middenhand

metacarpus

52

botten polsgewricht

radius, ulna en drie carpale botten (scaphoid, lunate en triquitrum)

53

drie ligamenten van kapsel polsgewricht

–radiocarpaal (tussen radius en carpale)

–palmaris ulnocarpaal

–dorsaal radiocarpaal

54

ligamenten die de radius en de ulna verbinden met de carpale botten

radiale en ulnaire collaterale ligamenten

55

ligamenten die metacarpophalangeale gewrichten versterken

palmaris ligament, mediaal en lateraal collateraal ligament

56

Wat zit er transversaal tussen de palmaris ligamenten van de metacarpofalangeale gewrichten

Dit zijn drie diepe transversale metacarpale ligamenten. Ze beperken de beweging en zitten niet tussen de duim en wijsvinger. Hierdoor en omdat de duim een zadelgewricht is kan de duim meer bewegingen maken dan de andere vingers.

57

Wat gaat er door de carpale tunnel heen?

–4 pezen van flexor digitorum profundus

–4 pezen van flexor digitorum superficialis

–pees van flexor pollicis longus

–nervus medianus

58

welke structuren van de onderarm naar de pols lopen niet door de carpale tunnel

–pees van de flexor carpi radialis *

–arteria ulnaris

–nervus ulnaris

–pees van de palmaris longus

–arteria radialis

–alle pezen voor extensie

//pezen allen omgeven door synoviale schede

59

Door welke compartiment gaat de pees van flexor carpi radialis van onderarm naar pols

tubulair compartiment gevormd door flexor retinaculum en een carpool bot (trapezium)

60

palmare aponeurose

driehoekige structuur diep bindweefsel, bedekt handpalm. Apex verankerd in palmaris longus pees. (Bij sommige mensen in flexor retinaculum)

Vezels splitsen en gaan naar alle vingers en in mindere mate naar de duim.

61

musculus palmaris brevi

Vierhoekige spier, origine in palmaris aponeurosis en flexor retinaculum.

Zorgt voor diepere handpalm en dus meer grip. \nWordt geïnnerveerd door nervus ulnaris

62

anatomische snuifdoos

Driehoekige kuil aan laterale en dorsale kant pols die komt met duim in extensie.

–Laterale kant: abductor pollicis longus en extensor pollicis brevi

–mediale kant: extensor pollicis longus

–bodem: scaphoid, trapezium en extensor carpi radialis longus en brevi

63

Wat gaat er door de anatomische snuifdoos?

–de arteria radialis

–de superficiale tak nervus radialis

–begin vena cephalicus.

64

nervus medianus

innerveert duim, wijsvinger, middelvinger en laterale zijde ringvinger

–voor sensorische info en om juiste kracht aan vingers te geven

–innerveert ook thenar spiergroep die zorgt voor oppositie duim

–splitst in recurrent branch en palmar digital nerve.

65

–recurrent branch

innerveert drie theear spieren

–spiltst net na flexor retinaculum, loopt dan over flexor pollicis brevi spier.

–zenuw eindigt in opponens pollicis

66

palmar digital nerve

–innerveert huid van palmar oppervlak laterale drie en een halve vinger.

–innerveert ook nagelbedden deze vingers aan dorsale zijde

–innerveert twee lumbricale spieren