Wat betekent 'grounded' in de term grounded theory?
Gegrond. De theorie die je hiermee ontwikkelt is gegrond in de data.
Is grounded theory meer gericht op verklaren of op beschrijven?
Verklaren, je bouwt een theorie met je onderzoek.
Wat houdt het 'core concept' in en bij welke stroming hoort dit?
Grounded theory werkt naar een core concept met daaromheen categorieen die gerelateerd zijn aan het kerbegrip. Vrijwel altijd werkt grounded theory met zo'n kernbegrip, hoewel er ook publicaties bestaan die dit niet doen.
Wat is het hoofddoel van Grounded THeory?
Hoofddoel van GT is om SYSTEMATISCH data te verzamelen en theorieen te ontwikkelen en uiteindelijk het liefst grafisch weer te geven met duidelijke relaties tussen begrippen. Bestaande theorieen kunnen ook door de GT methode worden aangepast of ‘verlengd’. De onderzoeker moet openstaan voor alternatieve perspectieven en zich niet teveel laten leiden door reeds ontwikkelde theoretische frameworks.
Wat houdt de constant comparison in? En bij welke methode wordt dit gehanteerd?
Grounded THeory (GT). Om tot variatie in en verdieping van concepten en categorieën te komen wordt de methode van constante vergelijking gehanteerd. Er vindt voortdurend vergelijking plaats: van het eerste tekstfragment met het volgende, van de eerste dataset met de tweede, van ontdekte concepten in de data, van categorieën en hun relatie ten opzichte van elkaar. Dit is een iteratief proces.
Wat houdt theoretical sampling in en bij welke methode wordt dit gehanteerd?
Via ‘theoretical sampling’ werkt de onderzoeker aan een zich ontwikkelende theorie. Theoretical sampling betekent dat de onderzoeker op zoek gaat naar situaties of personen die meer, andere of specifieke informatie kunnen geven over de ontdekte concepten of categorieën. De dataverzameling, -analyse en reflectie zijn gericht op het geven van inhoud en diepgang aan het concept of de categorie en daarmee ook op de zich ontwikkelende theorie over een bepaald verschijnsel.
Wat is de rol van het maken van memo's (GT)?
De reflecties tijdens het proces van dataverzameling en -analyse worden weergegeven in memo’s: aantekeningen van de onderzoeker. Deze memo’s documenteren het gedachteproces van de onderzoeker tijdens het onderzoek en geven inzicht in de besluitvorming die leidt tot het ontwikkelen van een theorie.
Je kunt je studie beginnen met purposeful sampling maar later switchen naar theoretical sampling. In sommige gevallen kun je meteen beginnen met theoretical sampling. Licht toe.
Je begint je studie met purposeful sampling, je hebt immers nog geen theorie. Je wilt respondenten waarvan je verwacht dat die relevante informatie gaan geven en je kiest bijvoorbeeld een leeftijd van respondenten tussen de 25 en 40 jaar oud. Echter, gedurende de studie merk je wellicht dat oudere respondenten andere antwoorden geven dan de jongere, mogelijk zijn de belevingen van de oudere respondenten anders en geven die relevante informatie over de zich ontwikkelende theorie. In dat geval besluit je om expliciet meer oudere mensen te includeren en dus ook > 40jaar oud. Dan noem je het theoretische sampling, hoewel het eigenlijk gewoon een andere vorm van purposive sampling is.
Soms start een onderzoek op basis van een reeds bestaande theorie, dan begin je wel met theoretical sampling.
Wat is criterion sampling
Is een vorm van purposeful sampling, alleen stel je strengere criteria waaraan een subject absoluut moet voldoen.
Purposive sampling
Je wilt rijke data en het liefst ook zo gevarieerd mogelijk.
Doelgerichte sample, je includeert die patiënten die voldoen aan
specifieke criteria. Als deze heel strikt zijn dan heet het ook wel
purposive criterion sampling.
Hierbij is wel maximale variatie
van belang, het onderwerp moet vanuit veel kanten belicht worden. Er
moet voldoende variatie in je sample zitten qua leeftijd, soort
setting (niet alleen UMC maar ook andere ziekenhuizen), verschillende
behandelaars, mannen en vrouwen, etc.
Waar moet een kwalitatieve onderzoeksvraag aan voldoen?
Moet bevatten: domein/setting, determinanten, variabelen en
uitkomsten.
In je vraag moet dus duidelijk staan: WIE
(populatie), WAT (determinanten en variabelen), WAAR (domein/setting).
Volgt uit: gap of knowledge en NEED for the study (science in transition)
Wat is theoretical sampling?
Op basis van ‘emerging concepts’ wordt langzaam de theorie gevormd. Er wordt op basis van nieuwe informatie bepaald hoe verdere data verzameling plaats moet gaan vinden. Dit plan staat van tevoren niet vast zoals bij andere kwalitatieve methoden wel gebeurt. De selectie van participanten, evenementen of documenten is een functie van de zich ontwikkelende theorie. Dit proces loopt door tot aan de data-saturatie. Data saturatie is bereikt wanneer er geen nieuwe emerging topics, categories of theories meer opduiken.
Welke drie stadia van coding heb je bij GT en beschrijf ze.
• Open coding = Inductief :
line
by line or
paragraphs
- Lijst relevante codes m.b.t. onderzoeksvraag
-
Eerste categorieën (reductie); conceptuele eenheden
•
Axial coding = Coding
up
verbanden/overeenkomsten/hiërarchie tussen categorieën/hogere
abstractie
- Lijst Categorieën die inhoudelijk worden
beschreven
- Centrale fenomeen
• Selective
coding = Relaties vaststellen tussen categorieën deductief
proces, hypothesen formuleren
- Categorieën ordenen tot een
verklarend model (proces)/theorie
Theoretisch denken: fieldnotes en memo's
Tijdens een interview kan er een gedachte opkomen bij de onderzoeker, een inzicht of het idee dat wat de respondent zegt heel belangrijk is. Je dient hier direct tijdens of direct na het interview memo’s van te maken. Is dus een memo van een gedachtegang die je op dat moment had. Kan ook een beschrijving zijn van de omgeving of setting bijvoorbeeld. In het begin zijn de memo’s heel simpel, maar als je verder in het onderzoek bent zullen je memo’s meer complex worden omdat je he midden in de zich ontwikkelende theorie bevindt.
Wat is constant comparison?
Iedere sectie van de data wordt gespiegeld met alle andere data en je
zoekt naar patronen zoals overeenkomsten, verschillen en verbindingen.
De reeds bestaande thema’s uit de literatuur dienen hierin wel te
worden meegenomen. Data wordt hierbij gecodeerd en gecategoriseerd
waardoor je beter patronen kunt gaan herkennen. Deze worden dan in
major themes en subthemes geordend.
In het proces begin
je vaak heel open en inductief, maar als categorieen zich beginnen te
vormen zul je steeds meer deductief gaan werken. Zo kun je merken dat
je minder vragen in de interviewguide krijgt omdat alleen die vragen
de echte kern van het thema raken.
Beschrijf wat een core category is binnen de GT methode.
Bij GT moet je een core categoy vinden. Bij uitzondering mogen het er ook twee zijn. Deze categorie is verbonden met alle andere categorieen. Het linken van alle categorieen rondom 1 core concept / category noem je selective coding. Glaser en Strauss noemen het BSP.
Wat betekent bracketing?
Bracketing is specifiek voor fenomonolgie, je moet je vooroordelen losweken voordat je interpreteties gaat doen, je zet je eigen gedachten ‘tussen haakjes’. Dit doet recht aan de ervaring van de respondenten.
Op welke niveau's kun je aan data triangulatie doen?
Data-verzameling:
Door verschillende
interviewers interviews laten doen kan het verrijkend werken.
Voorbeeld; Ene interviewer voelt schroom vragen te stellen over HIV en
een andere wel.
Data-analyse:
Oztriangulatie kan ook in de beoordeling van de interviews
zitten. Met meerdere onderzoekers de data vanaf verschillende
invalshoeken bekijken.
Benoem de verschillen in doelen van etnografie, fenomenologie en grounded theory.
Etnografie:
identificeren en verklaren van
groep mensen met een gedeelde cultuur.
Rijke beschrijving van
cultuur en gedragspatronen.
Kan tot theorievorming leiden.
Fenomenologie:
Onderzoekt de betekenis van
menselijke ervaringen in een 'fenomeen'.
Zeer uitgebreiden
beschrijving van deze betekenis.
Grounded theory:
Identificeren en verklaren van sociale processen.
Theorie ontwikkeling.
Benoem de verschillen in data-analyse tussen etnografie, fenomenologie en grounded theory.
Etnografie:
Heel wisselend, kan ook GT
elementen bevatten.
Genereren van taxonomieen om structuren in
een cultuur mee te beschrijven.
Fenomenologie:
Veel herlezen van transcripts, op zoek gaan naar diepere
betekenis van zaken (opstellen 'meaning units').
Grounded theory:
Open - axiaal - selective coding.
Wat wordt bedoeld met essence binnen de fenomenologie?
Ook wel 'verstehen' genoemd.
Je bent op zoek naar de UNIVERSAL ESSENCE van deze ervaringen. Je combineert dus diverse (en soms ver uit elkaar liggende) ervaringen van verschillende mensen en je reduceert dat tot een beschrijving van één universele essentie. Als onderzoeker wil je ‘verstehen’, begrijpen wat het perspectief is van de ander.
Het is NIET de evaluatie van een therapeutische interventie zo van
“hoe heb je dat ervaren”, maar het gaat een laag dieper, naar de echte
essentie van een beleving, een echte lived
experience.
Je gaat NIET verklaren,
je gaat op zoek naar het unieke van een ervaring. Voorbeeld: ervaring
van n=1 nurse die op de IC terecht komt.
Beschrijf hoe de data-analyse er uit ziet bij een fenomenologie.
selectie van betekenisvolle eenheden: significant statements
Samenvoegen tot betekenisvolle eenheden: meaningful units
Beschrijven van ervaringen en de context.
Benoem vijf items waarop je kunt letten bij de beoordeling van de kwaliteit van een fenomenologie studie.
Items die hier belangrijk zijn:
1. Ervaren
interviewer of eerst een goede training alvorens te starten
met de studie.
2. Member check
3. Onderzoekersrol toelichten
4.
Bracketing vormgeven (syn. epoche)
5.
Gedetailleerde beschrijving
Wat houdt going native in bij etnografie?
: onderzoeker hanteert onvoldoende afstand tot de
praktijk/het onderzochte
Bij welke methodologie hoort thick description? En wat houdt het in?
Uitgebreide beschrijving waarbij veel details worden beschreven en
zet culturele en sociale verhoudingen in context.
Wikipedia:
Een dichte beschrijving is het resultaat van een
wetenschappelijke observatie van menselijk gedrag die niet alleen het
gedrag beschrijft, maar ook de context. Hierdoor kan
het gedrag beter begrepen worden door buitenstaanders. In een dichte
beschrijving wordt doorgaans een aantal subjectieve verklaringen en
betekenissen toegevoegd door de mensen die deelnemen aan de
betreffende gedragingen, waardoor de verzamelde gegevens waardevoller
worden voor onderzoek door sociale wetenschappers.
Beschrijf de wijze van data analyse binnen etnografisch onderzoek.
Zowel beschrijvend als interpretatief
Beschrijven van setting,
spelers, gebeurtenissen, situatieschets.
Interviews: geheel, coderen/labellen
Field notes/diary
Zoeken naar thema’s, patronen
Interpretatie: hoe werkt cultuur
Daarna bevindingen staven met de reeds bestaande literatuur.
De stappen in de analyse zijn niet heel lineair, er bestaat veel
overlap.
Je vindt wellicht ‘typologieen’,
verschillende soorten healthcare workers zoals een ‘dependant’ nurse,
een ‘independent nurse’ en een controlling nurse, dus drie ‘types’.
Voor patiënten kun je zeggen passive of active patients.
Welke items zijn van belang bij de data verzameling binnen de etnografie?
Observaties, formele en informele interviews. Maar ook: weergave
eigen gedrag en gevoel van onderzoeker (etic), dagboeken, brieven,
blogs, etc.
Onderzoeker moet onderdeel worden van de cultuur en
daarmee ook via informele wegen data kunnen verzamelen.
Het is
niet een kwestie van alleen alles opschrijven wat je ziet en hoort, de
onderzoeker zal de data moeten herschikken in meer abstracte en
theoretische concepten.
je gaat op zoek naar verschillen in wat
de participanten zeggen en wat ze doen (words and deeds).
Informele interviews leveren over het algemeen rijkere data op.
Beschrijf het verschil tussen het Emic en Etic perspective.
Emic: insiders’ or natives’ perception (learning, naive) --> je rapporteert informatie vanuit het perspectief van de participanten.
Etic: the distanced ideas of the ethnographers themselves, their abstract and theoretical view --> je rapporteert informatie vanuit persoonlijk perspectief.
Tijdens het onderzoek switch je tussen je etic en emic perceptie (iteration) en bouw je steeds verdeer op eerdere ‘building blocks’.
Wat zijn gatekeepers?
Gatekeepers are individuals, groups, or organisations who have control or influence over a researcher’s access to participants. In order to conduct ethnographic research, ethnographers are required to negotiate with one or many gatekeepers to secure the permissions required before contact with participants can commence. Gatekeepers are often key decision makers in a community (e.g., a priest in a church), people with responsibilities for services or personnel (e.g., a headmistress of a primary school or the therapy lead of a physiotherapy department), or organisations (e.g., health service research governance departments). Researchers are morally and ethically obliged to gain permissions from appropriate gatekeepers before conducting research in any given institution.
Wat is een key informant?
Key informants are those whose social positions in a research setting give them specialist knowledge about other people, processes or happenings that is more extensive, detailed or privileged than ordinary people, and who are therefore particularly valuable sources of information to a researcher, not least in the early stages of a project. Key informants become active collaborators in the research.
Welke voor- en nadelen zitten er aan het werken met een key informant?
Voordeel:
Je key informant kan ook een
member check voor je doen.
Nadeel:
Gevaar is dat de key informant zijn of haar ideeen en visies in
jouw hoofd stopt als onderzoeker. Hiermee kan de visie van een key
informant jouw visie worden. Het is daarom belangrijk als onderzoeker
om hetgeen wat door de informant gezegd wordt te checken met
de geobserveerde realiteit.
In health care is er nog
een gevaar dat een key informant alleen vertelt wat de
onderzoeker wil horen, door angst voor repressailles van
bovenaf in de hierarchie. Hopelijk is de ‘prolonged
engagement’ die je hebt met je informant voldoende om deze
barriere neer te halen.
Welke drie fases van Field Work zijn er binnen de etnografie?
Je moet als onderzoeker present zijn op de locatie. Je moet er veel
tijd spenderen zodat mensen ook meer open worden in wat ze je
vertellen.
1. Je begint met exploratief
werk. Je gaat kijken of je al wat patronen kunt waarnemen. Je
schrijft je eerste observaties op.
2. Je begint te focussen op
specifieke zaken. Je bevraagt de informants over je
initiele observaties. Interviews volgen dus op observaties.
3. Als je saturatie hebt bereikt dan begin je je terug te trekken.
Wat zijn mogelijke beperkingen binnen etnografisch onderzoek?
1. Het is lastig om als outsider onderdeel te worden van een
afdeling.
2. Gatekeeper kan je toegang ontzeggen tot dingen die
je wel wilt onderzoeken
3. Going native: je houdt onvoldoende
afstand als onderzoeker (je doet geen goede bracketing)
4. Gevaar
van inbreuk op privacy van deelnemers
5. Anonimiteit wordt
onvoldoende gewaarborgd, data is herleidbaar naar individu.
6.
Onduidelijk van tevoren naar participanten dat je bijvoorbeeld
sexualiteit gaat bespreken. Als je dat dan ineens infietst dan kan dat
het proces verstoren (en wellicht niet ethisch?)